Auteur: De Beschermheer

Kleine dingen groot #22: de schoenen van Fietswinkel Gelderland

In een zoektocht naar nieuw speelmateriaal voor in het bos wipte de Beschermheer vandaag binnen bij Fietswinkel Gelderland. Nooit geweten dat het industrieterrein in Heteren zo’n enorme hal met fietsen … Lees verder Kleine dingen groot #22: de schoenen van Fietswinkel Gelderland

Étape 20: Afdalen is een kunst

Megeve – Morzine, 146,5 km

Drie mannen kwamen samen boven op de Joux-Plane en doken het dal in. Vincenzo Nibali, was dat niet de man die in de Giro in een afdaling Steven Kruijswijk de nek omdraaide? Hij reed zo hard de Agnello af dat onze vriend uit Nuenen een bocht miste en onderstoven in een sneeuwberg duikelde. Au! En Jarlinson Pantano, dook die op weg naar Culoz niet als een valk bovenop Rafal Majka, om de Pool vervolgens op één been te verslaan in de sprint?

We waren benieuwd wie van deze twee meesterdalers als snelste de natte, zwarte piste naar Morzine zou afdalen om daar als eerste zijn  wiel over de streep van deze laatste bergetappe te drukken. Want de derde, Ion Izaguirre, het was leuk dat die ook meedeed, maar daarvan wisten we alleen dat hij een tweelingbroer had met de fantastische naam Gorka.*

Maar Izaguirre legde zijn kin op zijn stuur en begon aan een kunstwerk. Al de eerste de beste serieuze bocht moeten Pantano en Nibali hem laten gaan. Eerstgenoemde miste bijna die bocht, de tweede kreeg waarschijnlijk opeens een visioen van Rio de Janeiro en een ziekenhuiskamer waar het naar gips rook. Wat Pantano daarna ook probeerde, wég was de Bask van Movistar. We hebben niet alles gezien, want Izaguirre was niet alleen te snel voor zijn tegenstanders, ook de cameraman kon hem nauwelijks bijhouden. Wat we wél zagen, was indrukwekkend. Izaguirre maakte nog niet bijna een foutje op het gladde wegdek. Vloeiende lijnen, precies op tijd aanremmen, strakke bochten. Mooi.

Daarmee werd wéér de basis voor een overwinning gelegd in een afdaling. Weet u het nog? Froome pakte het geel bergaf, Pantano besliste de wedstrijd in een afdaling, Bardet pakte zijn voorsprong in een afzink, ook niet voor het eerst trouwens.* Het omgekeerde gebeurt ook. Mollema verprutste zijn podiumkansen door een valpartij in een natte afdaling, met een beetje meer pech was Froome hetzelfde overkomen. Moet ik het nog een keertje over Kruijswijk hebben?

Hard bergop rijden kan de volledige top tien van het klassement. Eindeloos trainen ze erop. Hard bergaf gaan is bij sommigen een heel ander verhaal, maar ik heb niet de indruk dat er met net zo veel bezieling op getraind wordt. Ik vond en vind het zelf altijd hartstikke leuk, dat afdalen, het is ook het enige dat ik écht goed kan geloof ik. Maar de helft van de toppers krijgt er volgens mij gewoon de bibbers van. Thibaut Pinot is er tenminste nog eerlijk over. Hij zag een ploeggenoot keihard vallen en was rijp voor de psycholoog. Die kan Wilco Kelderman waarschijnlijk ook wel gebruiken. Hij kwam vlak na Nibali, Izaguirre en Pantano boven, maar stuiterde onderaan de afdaling met 60 per uur de hekken in. Fiets gewoon niet onder controle. Tweede crash in een afdaling deze Tour.

Drie grote rondes achter elkaar had een Nederlander zicht op de eindzege in een grote ronde. Drie keer ook, ging het in de laatste dagen mis. Vertwijfeld vragen we ons af wat er anders moet. Ik heb er wel een idee over. Om het eindklassement lang spannend te houden ligt de finish steeds vaker niet op, maar achter een berg. Winnen en verliezen doe je niet bergop, maar bergaf. Neem dat afdalen nou eindelijk eens serieus. Selecteer erop, train erop en maak er een kunst van. Leer van Cancellara, Izaguirre en Sagan. Het studiemateriaal staat op YouTube, gratis en voor niks:

 

*Nou… achteraf hadden we het kunnen weten. In de Ronde van Zwitserland haalde Izaguirre een paar weken voor de Tour, vol in beeld, met gemak 110 per uur op zijn tijdritfiets. Daarmee is het, eh… lastiger sturen dan met een gewone racefiets.

*Er is een indrukwekkende afdaling van Bardet te zien op YouTube: Col d’Allos Critérium du Dauphiné 2015.

Étape 19: Scherven brengen geluk.

Dag na dag loodst een trein van zwarte shirts het gele wagonnetje Chris Froome over de cols. De Skybots worden ze al genoemd. Acht helpers die in elke andere ploeg kopman zouden zijn, wordt er dan bij gezegd. Dat lijkt me wat overdreven, maar ondertussen is het het koersverloop knap voorspelbaar en dat is knap vervelend. Gelukkig weten we sinds vandaag wat we moeten doen om de Skytrein en de wedstrijd te laten ontsporen. Tout ce qu’il faut est un peu de pluie: hemelwater.

Als je de Tour op zijn kop wil moet je een regenbui regelen. Liefst een stortbui in een afdaling. Dan mogen de renners eerst op de top lekker klooien met regenjasjes. Succes is gegarandeerd als je ook het wegdek nog vernieuwt en vervolgens kwast en latex pakt en wat aanmoedigingskreten op het asfalt kladt. Dan kun je de groene zeep zelfs thuis laten.

Vandaag lukte het allemaal. Vlak voor de top van de voorlaatste beklimming trakteerden cameraman en regisseur ons op een aantal plaatjes waar de gemiddelde meteoroloog het warm en koud tegelijk van zou krijgen. Pikzwarte wolken pakten zich samen rondom de alpentoppen, terwijl ver op de achtergrond de zon nog scheen. Nog even en het decor van de Tour zou een douche krijgen. Zagen we daar de eerste druppels al op de lens?

Achter elkaar gingen ze tegen het asfalt of rechtdoor in de bocht: Rolland, Navarro, Porte, Froome, Nibali, Zubeldia en Mollema. De Tourtrein ontspoorde. Het peloton was als een glas kapot gevallen op de weg en de scherven lagen her en op het asfalt. Weg was de regie, zowel in het peloton als op tv. Wie reed waar? Verwarring alom, eerlijk gezegd genoot ik ervan. Jammer alleen dat Porte en Froome terug konden komen, terwijl uitgerekend onze Boeke, pardon Bauke, de sigaar was.

Och, och, och, schokschouderend reed hij in zijn eentje omhoog. Hij kon nog net de laatste auto’s achter het peloton de bocht om zien draaien. Ik moest denken aan al die keren dat ik zelf met hartslag 180 en ontploffende longen een peloton onverbiddelijk uit het zicht zag verdwijnen en kreeg medelijden. In je eentje ben je kansloos tegen zo’n groep. Bauke wist dat, maar kon er niks aan veranderen. Dag podium, hallo 10e plek waar je niks aan hebt.Schermafbeelding 2016-07-23 om 15.14.20

En dus had de sympathieke Groninger het ’s avonds over de zwartste dag uit zijn carrière. Deze scherven waren morgen niet meer te lijmen. Down was hij, teleurgesteld. Dat gold ook voor Tom Dumoulin. Die ging al keihard op z’n Peyresourde voor de eerste druppel was gevallen. Pats-boem-pols gebroken, einde koers. Tom was in tranen. Niet vanwege het missen van de champagne op de Champs-Elysées, maar vanwege Rio. Daar wil Tom weer vliegen tijdens de tijdrit en het is maar de vraag of dat zal lukken met één lamme vleugel.

Laten we Tom en Bauke een hart onder de riem steken. Het zou niet voor het eerst zijn dat op een teleurstelling een hoogtepunt volgt. Dumoulin is daar zelf nota bene het schoolvoorbeeld van. Vorig jaar volledig in de put na een draak van een valpartij in de Tour en vervolgens beresterk in de Vuelta. Of neem anders de comeback van Marco Pantani. Die werd tijdens Milaan-Turijn geschept door een auto en brak een aantal botten waarvan hij niet eens wist dat hij ze had. Na maanden revalideren kwam hij sterker terug dan hij ooit geweest was.

Bovendien, het kan altijd erger. Zelf heb ik ook wel een last gehad van zo’n wolk rondom een alpentop. Op een op zich mooie dag reed ik met mijn vriendin van het meer van Annecy naar de Mont Blanc. In Chamonix kochten we kaartjes voor de kabelbaan naar de Aiguille du Midi. Op 3842 meter hoogte heb je daar normaal gesproken een prachtig uitzicht op de Mont Blanc. Normaal gesproken, ja. Wij hadden de pech dat de hele middag de enige dikke wolk van de Alpen bleef hangen rondom de Aiguille. We hebben de hele middag die Mont Blanc welgeteld twee seconden gezien. Bij gebrek aan een uitzicht wilde ik naar beneden, want ik kreeg door de hoogte last van hoofdpijn en gevoelige vullingen. Bleek niet te mogen. Vier uur moesten we wachten voordat we met één van de laatste télépherique-cabines af mochten dalen. Vol zelfmedelijden stapten we weer in de auto.

Dat dit dus erger kon las ik de volgende dag in de lokale krant. De allerlaatste cabine, die nog geen kwartier na ons binnengekomen moet zijn, was vergeten te remmen en op volle snelheid de aankomsthal in gezeild. Dat moet een boel glasgerinkel gegeven hebben. Ik klopte drie keer af. Tom, Bauke… laten we het zo maar zeggen: scherven brengen geluk.

 

 

 

Étape 18: Te boek staan als lezer

Sallanches – Megève, 17 km

Daar stapte Bauke Mollema uit de teambus. Hij zette een paar stappen op zijn onhandige wielerschoenen en slingerde toen zijn pezige linkerbeen over het zadel van zijn tijdritfiets. Klaar om in te rijden op de Tacx. Nog drie kwartier en dan zou duidelijk worden of zijn slechte benen na van de dag na de rustdag vandaag weer op orde waren. Er stond tijdens deze tijdrit een tweede plaats op het spel. Adam Yates zat hem op de hielen, slechts zesentwintig seconden was het verschil. Alles wat Herbert Dijkstra zich echter namens de Nationale Omroep Stichting afvroeg was: “Zou hij zijn boek al uit hebben?”

Het lezen van een boek is voor een renner als het gebruiken van doping. Doe het niet en als je het toch doet, zwijg er dan over als het graf. Zodra de buitenwereld erachter komt, heb je een probleem. Als journalisten ruiken dat er een boek in het spel is, trekken ze alle registers open. De hele wereld moet weten wie het boek verhandeld heeft, wat de titel is, hoeveel pagina’s de renner dagelijks tot zich neemt en wanneer hij dat doet. Een renner die een een boek leest. Een intellectueel op een fiets. Sensatie! Dat moet de hele wereld weten!

Arme Bauke. Die leest gewoon graag een boek. Geeft hem rust in het gekkenhuis dat Tour de France heet. En misschien steekt hij er nog wat van op ook. Helemaal geen slecht idee, want van fietsen word je niet veel slimmer. Wat dat betreft zit de wielersport raar in elkaar. Er is geen sport die zoveel belangstelling trekt van intellectuelen als de wielersport. Tegelijkertijd doet diezelfde sport ontzettend spastisch op het moment dat een renner naast pindakaas ook boeken consumeert.

Schermafbeelding 2016-07-22 om 09.30.21

Renners zijn misschien wat rare mensen, het blijven mensen. Ze hebben dus ook een behoefte aan zelfontplooiing. Het peloton herbergde in het verleden best wat slimmeriken. Peter Winnen, bijgenaamd de student, is eigenlijk onderwijzer, Nick Nuyens heeft een diploma communicatiewetenschappen en Pedro Horillo is afgestudeerd filosoof. Ook in het huidige peloton staat Bauke, die in Groningen een propedeuse in de economie gehaald heeft, echter niet alleen. Romain Bardet studeerde bijvoorbeeld business management aan de grande école van Grenoble, Laurens ten Dam is gediplomeerd commercieel econoom en Floris Gerts was tot voor kort een corpsbal die er geneeskunde en wielrennen een beetje bij deed.

Wielrennen en studeren, het kan dus prima. Maar ook studeren en wielrennen gaan prima samen, zo heb ik ondervonden. Zelf heb ik Internationale Bedrijfscommunicatie aan de Universiteit van Nijmegen gestudeerd, met als specialisatie Frankrijk en de Franse taal. Tegenwoordig zou ik die studie best interessant vinden, maar als twintigjarige keek ik er heel anders tegenaan. Hoorcolleges, dikke boeken, saaie artikelen: niet te doen.

Tot we, ergens in jaar twee, de opdracht kregen om een wetenschappelijke taalkundige vergelijking te maken tussen de Franse en Nederlandse economische journalistiek. Ik stak mijn vinger op. Mocht ik niet l’Equipe kopen en de wielerartikelen vergelijken met die van de AD Sportwereld? De docente keek bedenkelijk en nam vervolgens een besluit dat mijn wetenschappelijke carrière redde. Als ik er ook de Volkskrant, NRC, Trouw en le Monde, le Figaro en France Soir bijpakte mocht het. Focus je op de koppen en stijlfiguren daarin, gaf ze nog als tip.

Ik pakte mijn fiets en racete opeens wél gemotiveerd naar het station, de enige plek waar ze internationale kranten verkochten. Thuis sloeg ik aan het vergelijken. Een week of twee later verscheen onder de titel RICHARD VIRENQUE, CHEVALIER FANTASTIQUE OF FANTASTISCHE RIDDER? een paper waarin geconcludeerd werd dat in Franse kranten het aantal stijlfiguren in krantenkoppen bij artikelen over de Tour de France significant groter was dan in Nederlandse.

Nature heeft het niet gehaald, maar ik had een acht en de smaak te pakken. Een onderzoek naar interculturele hobbels in de communicatie tussen samenwerkende Franse en Nederlandse organisaties, dat kon natuurlijk het best onderzocht worden bij de Tourstart in ‘s-Hertogenbosch. En afstuderen, dat kon in plaats van bij een Frans bedrijf dat moeilijke dingen deed als hypotheken verkopen of brugpijlers fabriceren bij nader inzien ook prima bij Farm Frites, sponsor van een professionele wielerploeg. Reed ik tijdens mijn afstudeerstage – tussen het in kaart brengen van de effecten van die sponsoring door -opeens in de Tour een bergetappe als chauffeur van een gastenwagen.

Tegenwoordig werk ik zelf als docent aan een hogeschool. Als een student bij het verstrekken van een opdracht zijn vinger opsteekt en zegt “Mag ik ook…” hoef ik de rest van de zin in principe niet meer te horen. Ik wens zo’n student altijd succes, en vooral veel plezier.

 

Étape 17: Derde bal en andere bulten

Bern – Finhaut-Emosson, 184,5 km

Vandaag, de dag na de rustdag, was het heel erg de dag na de rustdag. Het grote vraagteken daarbij: hoezeer heeft het rennerslichaam geleden onder de rustdag? Dat klinkt misschien wat gek. Een dagje met een cocktail op een luchtbed in het hotelzwembad, dat lijkt toch voor elk – door een reeds twee weken durende processie – afgebeuld lichaam een goed idee? Kun je daar nou slechter van worden?

Het antwoord is ja. De benen van de renner deden dagen lang niets anders dan malen, malen, malen. Als ze dat een keertje niet hoeven, schrikken ze zich kapot. Het gevolg kan een totale dienstweigering zijn. Dan sta je de dag na de rustdag met hele dikke poten aan de start. Of met pap in de benen. Mooie uitdrukkingen genoeg.

Het gevolg is dat al die renners op de rustdag gaan fietsen. De meesten vermijden angstvallig het zwembad. Zwemmen, zo wordt verondersteld, is namelijk vragen om problemen. Niet iedereen bleek daar gisteren van op de hoogte trouwens. Sabatini, Vermote en Keisse van Etixx-Quickstep onderbraken hun fietstochtje om te genieten van de natuur. Ze parkeerden hun rijwiel bij een brug over snelstromend water. Dat zag er zó lekker koel uit dat ze uiteindelijk de verleiding niet konden weerstaan. Het shirt ging uit en ze sprongen in hun koersbroek van de brug. Neem mijn fiets maar stroomafwaarts mee, zei de altijd praktische Sabatini nog voor hij kopje onder ging.

Schermafbeelding 2016-07-21 om 10.51.57

Bon, Bauke Mollema bleek uiteindelijk degene te zijn die het meest onder de rustdag had geleden. Hij draaide zijn kloten eraf om in de laatste steile kilometers bij de favorieten te blijven, maar kreeg toch een haf minuutje aan de broek van naaste belager Adam Yates. Tom Dumoulin deed het anders. Die liet het toeristenverzet 36×32 monteren en nam gewoon een extra rustdag. Morgen tijdrit, op een heel ander verzet.

Ondertussen vraag ik mij af hoe het gaat met de kloten en de billetjes van Tom. Een paar maanden terug bleek op de tweede rustdag van de Giro dat hij kampte met een ontsteking van de huid op het zitvlak. Dit is een bekende rennerskwaal. Je kunt zeemzalf (als u een mooier woord kent met twee keer een Z erin hoor ik het graag) smeren wat je wil, de huid vindt veertien dagen op een zadel zitten niet per sé leuk. Zo’n ontsteking kan uitgroeien tot een bult ter grootte van een ei. Dit wordt een derde bal genoemd. Schijnt erg pijnlijk te zijn. Tom Dumoulin restte uiteindelijk geen andere mogelijkheid dan af te stappen en thuis genezing af te wachten.

Zelf heb ik gelukkig nog nooit een derde bal gehad. Wel andere bulten in de zone van het kruis trouwens. Vroeg in de jaren negentig reed ik mijn trainingsrondjes met schoolvrienden. De Kempen, met zijn mix van dennenbossen, zaligheden en maisvelden, waren ons terrein. Op een winderige dag hielden we halt om te plassen. Even langs de kant van de weg, broek omlaag, slurf eruit, kraan open, kraan dicht, broek omhoog. Niets bijzonders, gebeurd in een minuut.

Diezelfde avond verschenen er jeukende bulten in, laten we zeggen, bepaalde erogene zones. Ik probeerde niet te krabben en piekerde me suf. Wat was dit nou weer? Voor een geslachtsziekte was ik nog veel te bleu. Opeens ging er een lichtje branden. Mijn advies: ga nooit staan pissen de buurt van eikenbomen die vol zitten met processierupsen. En zeker niet tegen de wind in.

 

Étape 16: naar huis

Moirans-en-Montagne – Bern, 209 km

Fabian Cancellara is niet alleen bezig aan de Tour. Hij doet meteen ook een afscheidstournee. Aan het einde van het jaar stopt de Zwitserse krachtpatser er mee. Zwitsers houden, zelfs als ze een Italiaanse vader hebben, van structuur en duidelijkheid. Fabian weet dan ook al bijna een jaar dat hij aan het einde van het seizoen de fiets aan de wilgen hangt. Heeft hij de pers ook verteld. Dientengevolge is hem al bij honderdduizend gelegenheden gevraagd hoe het voelt, de laatste keer Roubaix, de laatste keer Vlaanderen, de laatste keer de Tour, de laatste keer… nou ja, u begrijpt dat zijn eeuwige concurrent Tom Boonen inmiddels op het idee gekomen is om, als het zover is, zonder vooraankondiging per direct te stoppen.

Bij wijze van afscheidscadeau mocht Fabian gisteren met zijn vrienden naar huis fietsen. Ze zeggen dat de Beer van Bern zelfs het laatste stuk van het parcours uit mocht kiezen. Vandáár dat kasseiklimmetje in de finale. Helpen deed het niet, zijn machtige dijen strandden op de zesde plaats. Een cynicus zou zeggen: hij kwam een paar watt te kort. Ooit immers zorgde een snoeiharde demarrage op zo’n kasseiklim er voor dat hij er van beschuldigd werd met een motortje te koersen.

Bon, Fabian mag de rustdag morgen dus thuis doorbrengen. Net als Maarten Ducrot trouwens. Hij is naar huis gegaan vanwege treurige familieomstandigheden. Dat gun je niemand. Voor de Koning van Biafra – deze bijnaam is te mooi om hem niet te gebruiken – zal de keuze niet al te moeilijk geweest zijn. Hij laat als co-commentator bij de NOS geen kopman in de steek, maar voor een renner lijkt het me een lastige afweging. Wat te doen als het niet goed gaat aan het thuisfront? Je kunt niet even op en neer voor een ziekenhuisbezoek of een begrafenis. Pedro Delgado stapte in 1986 dus maar af toen zijn moeder overleed. En Robert Gesink verliet de Vuelta in 2014, omdat het niet goed ging met de zwangerschap van zijn vrouw. Zevende stond hij. Eerlijk gezegd valt het me mee van die jongens. Ik heb niet de indruk dat wielrenners erg goed zijn in het relativeren van hun sport. Als ze dat wel waren reed namelijk niemand die onmenselijke Tour uit. Dag na dag eindeloze cols over zwoegen en ondertussen de eerste stapjes en woordjes van je kleine missen. Een enigszins relativerend mens zou na anderhalve week de rest van het peloton feestelijk bedanken voor de eer.

Greg van Avermaet  verliet vorig jaar halverwege de Tour. Zijn vrouw stond op het punt om te bevallen. Logisch. Je verzint het niet, maar dat kan ook anders. Jan Bakelants vliegt vanavond naar huis met een helikopter. Even kijken of er thuis nog een fles gegeven moet worden. Terwijl Jan namelijk vijf dagen terug in een waaier zwoegde op weg naar Montpellier, knokte zijn vrouw zich door een weeënstorm. De kleine kwam iets eerder dan verwacht. Moeder en dochter maken het goed, maar moesten het voorlopig zonder papa stellen. Een vader met een normaal beroep krijgt twee dagen vaderschapsverlof en vult dat zelf aan tot minimaal een week. Jan gunde zichzelf na een tijdje nadenken één dagje verlof op een dag waarop hij toch al niet hoefde te werken: de rustdag. En zelfs die ene verlofdag moest hij aanvragen op z’n werk. Regel nummer zoveel: een renner dient te overnachten in het door de organisatie aangewezen hotel.

Schermafbeelding 2016-07-19 om 15.33.57

Hopelijk slaapt ie thuis een beetje tussen de voedingen en de krampjes door, onze Jan. Morgen, als ie het beschuit met muisjes op heeft en de luier verschoond, vliegt ie weer terug. De ooievaar himself is er niks bij.