De secretaris leest de laatste jaren zowel vanwege pedagogische redenen, zijn zoektocht naar identiteit alsook oprechte nieuwsgierigheid regelmatig het gedachtegoed van psychologen en psychiaters. Inmiddels is hem opgevallen dat een substantieel daarvan uit Oostenrijk komt. Over de oorzaak hiervan kan men zich heel wat hoofdbrekens getroosten, maar aangezien we het al over zware kost hebben, beperkt de secretaris zich hier tot een opsomming van enkele representanten:
Sigmund Freud (1856-1939): grondlegger van de psycho-analyse en zonder twijfel één van de meest invloedrijke psychologen van de 20 eeuw. Zijn theorie over Es, Ich en Uber-Ich is wereldberoemd. Heeft inmiddels minstens zoveel criticasters als aanhangers, maar ach, maakt dat veel uit? Inmiddels staat Einsteins theorie immers ook op losse schroeven….
Hans Asperger (1906-1980): kinderarts naar wie het syndroom van Asperger is genoemd.In 1944 merkte hij op dat een aantal kinderen die naar zijn kliniek in Wenen waren doorgestuurd, sterk op elkaar leken qua persoonlijkheidskenmerken en gedrag. Ze hadden een onderontwikkeld inlevingsvermogen, erg gevoelige zintuigen, ouwelijk taalgebruik en een egocentrische preoccupatie met een bepaald onderwerp. Wat opvalt aan Asperger, is dat hij, ondanks deze beperkingen, ook hun bijzondere talenten zag die ze in hun latere leven zouden kunnen ontplooien.

Leo Kanner (1894-1981): van Asperger naar Leo Kanner is niet zo’n grote stap. Kanner, generatiegenoot van Asperger, was kennelijk niet op de hoogte van de onderzoeken van Asperger. Aan de andere kant van de oceaan (Baltimore) bestudeerde hij een ander deel van wat we nu het autismespectrum noemen. Hij beschreef een vorm van autisme met ernstige tekorten op taalkundig, sociaal en cognitief gebied. Pas vanaf de jaren ’80, onder aanvoering van de Britse psychiater Lorna Wing, werd het werk van Asperger en Kanner met elkaar verbonden.
Viktor Frankl (1905-1997): grondlegger van de logotherapie, een vorm van existentiële therapie die voortspruit uit zijn indrukwekkende levensverhaal. Voor WOII gaf hij leiding aan het zogenaamde “zelfmoordpaviljoen”, maar vanwege zijn Joodse achtergrond mocht hij geen Arische patiënten behandelen. Belandde in de oorlog zowel in Theresienstadt, Auschwitz en Bergen-Belsen en verloor al zijn familieleden, behalve zijn zuster. Door het lijden dat hij en anderen hadden ondergaan in de concentratiekampen kwam hij tot de opzienbarende conclusie dat zelfs in de meest absurde, pijnlijke en inhumane situaties het leven potentieel zinvol is. Deze conclusie vormde de sterke basis voor zijn logotherapie.

Paul Watzlawick (1921-2007): psycholoog en filoloog, die vooral bekend is in de communicatiewetenschap. Bedenker van vijf axioma’s, waaronder de stelling “het is onmogelijk om niet te communiceren”, waarvan het op zijn beurt onmogelijk is om die als student Bedrijfscommunicatie Letteren aan de (toen nog) KUN halverwege de jaren ’90 niet te hebben gehoord. Zijn communicatiepatronen zien we ook terug in de eerder door de secretaris aangehaalde Transactionele Analyse.